
H. MIS – ALLERHEILIGEN – HOOGFEEST
Allerheiligen
Aan de verbreiding van het feest van Allerheiligen over de gehele westerse kerk zijn verschillende vormen van plaatselijke of gewestelijke viering voorafgegaan. De twee bekendste zijn wel de jaarlijkse herdenking van de inwijding van het voormalige Pantheon te Rome als kerk van Maria en alle martelaren (7e eeuw) en de door de geestelijke raadslieden van Karel de Grote en Lodewijk de Vrome (8e en 9e eeuw) gepropageerde jaarlijkse gedachtenis van alle categorieën van hemelingen (Maria, de engelen, de aartsvaders en profeten, de apostelen en martelaren, de priesters en andere geloofsleraren, de godgewijde maagden en de monniken, en alle anderen die in hun gezelschap de aanschouwing Gods genieten). Op laatstgenoemde herdenking, vooral door de kloosters verbreid en gesteld op de 1e november (begindag van de winterperiode volgens de regel van Benedictus en, als zodanig, tegenhanger van het paasfeest) gaat onze Allerheiligenviering rechtstreeks terug. Naar de oorspronkelijke bedoeling eren wij op deze feestdag allen die voor eeuwig leven bij God, of zij nu heilig verklaard zijn of niet. Zij vormen de ontelbare menigte die Johannes zag rondom het Lam en voor de troon van God: welgevallig aan de Vader omwille van Christus′ bloed, zijn zij bemiddelaars voor de biddende kerk op aarde, voorsprekers voor hun strijdende en lijdende broeders.